Niilo Jääskinen, advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie, oordeelt dat het Vlaamse Taaldecreet van 1973 het vrije verkeer van ‘werknemers’ binnen de Europese Unie hindert. Dit decreet stelt dat bedrijven met een exploitatiezetel in het Vlaams Gewest gevestigd in het Nederlands moeten communiceren met hen die voor hen werken, en behelst zowel contracten als alle andere vormen van communicatie. Jääskinens advies is niet bindend, maar dergelijke adviezen worden bijna steeds door de rechter opgevolgd. Bijgevolg is de kans groot dat het Vlaamse Taaldecreet – althans zoals dit er nu uitziet – binnenkort tot de geschiedenis zal behoren.

 

De V-SB meent dat dit een uiterst kwalijke zaak dreigt te zijn voor de werkende Vlaming. Wanneer Jääskinen zijn zin krijgt, wordt het taalgebruik voor bedrijven in Vlaanderen volledig vrij, m.a.w. is de kans zeer groot dat de bedrijfsdirectie zijn taal aan zijn arbeiders en bedienden zal opleggen. Want in dit geval is het zeker zo zijn dat "entre le fort et le faible, entre le riche et le pauvre, entre le maître et le serviteur, c’est la liberté qui opprime et la loi qui affranchit". Zeker in een tijdperk waarin de vakbonden zeer sterk onder druk staan en er steeds harder wordt getracht de werkende te atomiseren, zal deze zwak staan tegenover de eisen van de bedrijven, inclusief de taaleisen. Het gevaar dat een vreemde taal wordt opgelegd is in het bijzonder groot voor zij die werken voor multinationals. Maar ook de in Vlaanderen dominante KMO’s, die vaak in meer of mindere mate onderafnemer zijn van die multinationals, dreigen dier ritme te zullen volgen.

 

Het dient evenwel te worden benadrukt dat het niet is omdat de heer Jääskinen een gemene vent zou zijn (dat kunnen we moeilijk zeggen; we kennen de man gewoon niet): de man volgt gewoon de heersende logica die ingebouwd is in de Europese Unie zelf. Het is immers verkeerd de EU voor te stellen als een soort neutraal werktuig, dat tegenwoordig misbruikt wordt maar in goede handen een goed beleid zou voeren, zoals je een hamer kan gebruiken om zowel een spijker in te slaan als om je echtegeno(o)t(e) het hoofd in te slaan. In het geval van de EU spreken wetenschappers en activisten van een ‘embedded neoliberalisme’ – een ingebouwd neoliberalisme, vastgeankerd in het opzet en de verdragen (‘grondwet’) die aan deze constructie ten grondslag liggen. De vrijheid van verkeer van ‘werknemers’ is een van de hoekstenen van deze constructie, die betekent dat arbeiders uit perifere landen kunnen worden uitgebuit tegen een zo laag mogelijk loon, dat de perifere landen worden beroofd van hun vaak waardevolste krachten (zie ook: het buitenlands verplegend personeel) en dat er druk wordt gezet op de lonen van de werknemers in de kernlanden. Het lijkt dan ook bijzonder cynisch, zij het misschien in de volle overtuiging gezegd, dat het Taaldecreet afgeschaft moet worden omdat deze buitenlandse werknemers zou discrimineren. De zaak werd overigens aanhankelijk gemaakt door een geboren Nederlander die zijn in het Engels opgestelde contract onder vuur nam.

 

Van Vlaanderen wordt vaak gezegd dat het over een hoog taalbewustzijn beschikt, gegroeid uit de taalstrijd. Dat kan zijn, maar te vrezen valt dat deze bij velen vooral een reflex tegenover het Frans is, en tegenover het schijnbaar neutralere Engels een veel grotere laksheid zal bestaan. Nochtans is het in naam van diezelfde taalvrijheid dat het Nederlands kon worden achtergesteld ten voordele van de taal van de macht, in casu het Frans. Minister Muyters (VOKA, in zijn vrije tijd ook wel N-VA) heeft al een opfrissing van het decreet aangekondigd. We houden ons hart vast. Zowel een strijdbare arbeidersbeweging als een bewuste Vlaamse Beweging moeten van deze kwestie een van hun speerpunten maken. Het zal nodig zijn.