Traditiegetrouw blikken politieke bewegingen na afloop van een stembusronde terug op de resultaten ervan. De V-SB zal zich dan maar inschrijven in deze traditie. Dit gezegd zijnde, zullen we ons trachten te onthouden (letterlijk) partij te kiezen – net zoals we niet opgeroepen hebben om voor deze of gene partij te kiezen. We vertrouwen erop dat onze lezers volwassen genoeg zijn om geen behoefte meer te hebben aan dergelijk gepreek vanop de kansel.

We kunnen daarbij vermoeden dat de volgende regering, of de N-VA en de PS daar nu al dan niet aan deelnemen, niet zal bijdragen noch aan het verkrijgen van een soeverein Vlaanderen, noch aan een beleid dat de noden van de Vlaamse bevolking centraal stelt De verhouding tussen de regeringspartijen en de collectieve oppositie is immers grosso modo dezelfde gebleven (zonder dat daarom kan worden gezegd dat er geen stemmen zijn 'uitgewisseld' tussen regeringspartijen en oppositiepartijen). Daarenboven heeft de grote winnaar een campagne gevoerd die vooral getaxeerd was op 'het sociaal-economische' en niet op 'het communautaire' (een artificiële scheiding die maar moeilijk te slechten lijkt), en de door die partij voorgestelde verandering sloeg niet zozeer om een fundamentele ommezwaai van de koers maar om een efficiënter uitvoeren ervan. Zo wordt de N-VA dan weer geloofd en verfoeid omdat het al dan niet de index wil afschaffen, maar worden we geacht te vergeten hoe deze ondertussen reeds al door anderen flink is uitgehold.

De ene afbraakregering zal waarschijnlijk de andere opvolgen, al zal die zich misschien eufemistisch 'herstelregering' noemen en zullen we misschien wat minder via belastingen en wat meer rechtstreeks mogen betalen. De daadwerkelijke koers zal neoliberaal blijven, en gedicteerd vanuit de Europese cenakels. Economisch zal het beleid er dus allicht niet Vlaamsgezinder op worden. We kunnen slechts hopen dat er onder de N-VA-verkozenen nog genoeg zullen zijn die op zijn minst op 'communautair' vlak België het vuur aan de schenen zullen leggen, op alle niveaus. Hopelijk zullen zij zich niet geremd voelen door hun regerende partijgenoten en zich niet, zoals de sociaal-democraten in sociaal-economische kwesties, verschuilen achter de bewering dat het zonder hen nog erger was geweest (cfr. de verengelsing van het onderwijs).

Aan de linkerkant is het duidelijk dat de PvdA haar positie als marktleider versterkt. Nochtans slaagt zij er in Vlaanderen (in tegenstelling tot in Wallonië) niet in om verkozen te halen, behalve dan op het niveau van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. Uiteraard kunnen er veel vragen worden gesteld bij deze partij, zoals bijvoorbeeld:

  • Waarom kiest zij in Brussel (ondanks het achtergrond van een groot deel van haar 'politieke personeel') resoluut voor een Franstalig profiel, ondanks het gegeven dat ze zelf graag wentelt in haar positie als 'enige' tweetalige partij, ondanks het klassenkarakter van de verfransing van Brussel en ondanks het gegeven het haar mogelijk een sterkere positie in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad zou hebben opgeleverd indien ze net enkel een Nederlandstalige lijst had ingediend? (Immers, als aan Nederlandstalige mag worden gevraagd om massaal voor een Franstalige partij te stemmen, waarom zou het omgekeerde niet mogen?)

  • Waarom weigerde zij in de verkiezingen voor de Brusselse Hoofdstedelijke Raad een lijstverbinding aan te gaan met andere linkse lijsten zoals Gauches communes, maar stond zij er wel open voor lijstverbindingen met fenomenen als de BUB, deels neo-dinaso-vereniging en deels carnavalsgroep? Is het niet tijd om het linkse sectarisme vaarwel te zeggen?

  • Hoe moet de inhoudelijke evolutie sinds 2008 worden beoordeeld? Is het geen tijd hierover klare wijn te schenken? Gaat het om een waarachtige inhoudelijke herbronning of blijft het beperkt tot een cosmetische operatie? En, als het inderdaad om een inhoudelijke verandering gaat, in hoeverre wordt dan weer de weg opengezet naar een volledige sociaal-democratisering, waarbij slechts een ouderwets 'kampisme' in de retoriek zouden moeten herinneren aan de revolutionairdere tijden?

  • Ten slotte: waarom moet er blijven worden vastgehouden aan het Belgische nationalisme – waarbij we toegeven dat dit ditmaal minder uitgesproken naar voren kwam als de vorige keer, mede door de aard van deze kiescampagne. Kan men het verschil in succes voor de partijen in Vlaanderen en Wallonië maar blijven camoufleren achter holle slogans, als zou men niet Nederlands of Frans, maar enkel de taal van de werkende massa spreken? Is het niet tijd dat de nieuwe generatie komaf maakt met de trauma's van de vaders?

Desondanks kunnen we hopen dat de PvdA er dankzij haar beperkte verkiezingssucces in zal slagen een luis in de pels te wezen en een linkser geluid te laten horen. Helaas, ook een belgicistisch.

Met de aandacht die er in de media heerste voor de federale verkiezingen, zou men nog vergeten dat er nog andere supranationale verkiezingen werden georganiseerd: de Europese. Dat is ten dele te begrijpen: ondanks alle retoriek is de reële impact van het Europees Parlement op het Europese beleid nog vrij gering. Maar het kan wel dienen als graadmeter van de zo gezochte 'Europese publieke opinie' – en die Europese publieke opinie (die dat eigenlijk niet is, maar een optelsom van de opinies in verschillende nationale ruimten) blijkt opvallend 'anti-Europees', of beter: anti-EU.

Op Europees niveau is het duidelijk dat de Europese volkeren steeds minder vertrouwen hebben in de neoliberale Europese Unie – jammer voor ons, Vlamingen, dat dit stelselmatig wordt aangeduid als 'Brussel', maar voor het overige uiterst hoopgevend. Het is echter opvallend dat de Vlaamse pers het in zijn commentaar bijna uitsluitend heeft over hoe dit zgn. 'euroscepticisme' tot uiting komt in stemmen voor extreem-rechtse partijen (i.h.b. het Franse Front National), en bijna volledig voorbij gaat aan het gegeven dat ook links in vele landen aan een flinke opmars bezig. Even een paar voorbeelden:

  • Griekenland is zowat het enige geval dat regelmatig in de pers verscheen. Daar kwam de linkse Syriza-coalitie met bijna 27% van de stemmen als grootste formatie uit de bus, een stijging van bijna 22% t.a.v. de Europese verkiezingen van 2009. Ondertussen behoudt de traditioneel communistische KKE haar twee zetels.

  • In het zuiden van Ierland is Sinn Féin met 19,5% als tweede grootste partij uit de bus gekomen, op minder dan drie procent van de regerende Fine Gael. Ze stijgt van 0 naar 3 Europese zetels, en lijkt nu duidelijk op weg om de rol van belangrijkste oppositiepartij en (wie weet?) regeringspartij op nationaal niveau op zich te nemen. Ook in het Noorden van Ierland blijft Sinn Féin immers afgetekend de grootste partij, met een kwart van de stemmen.

  • Om één of andere reden had de Vlaamse pers het bij de bespreking van de uitslagen van de Europese verkiezingen in het boven-Wuustwezelste vooral over de winst van de eurofiele D66, maar vergat ze consequent te vermelden dat de SP ook een schitterend resultaat heeft behaald (van 7,1% naar 9,6% van de stemmen).

  • Binnen de Spaanse staatsgrenzen maakt alles wat min of meer als links kan worden omschreven een goede beurt: van de 54 Spaanse zetels behalen Verenigd Links (IU) er 6, Podemos 5, Links voor het Zelfbeschikkingsrecht 2 en De Volkeren Beslissen 1. De twee traditionele Spaanse staatspartijen behalen gezamenlijk amper 30 zetels, komend van 47 op 54. Loopt het Spaanse tweepartijenstelsel stilaan ten einde?

  • In de autonome gemeenschap Catalonië komen de linkse republikeinen als grootste formatie uit de bus, met 23,7%. Hetzelfde geldt voor de linkse abertzales in Zuid-Baskenland.

  • In Finland boekt het Links Verbond 3,4% winst en komt het op 9,3% en één zetel uit. In Denemarken boekt de Volksbeweging tegen de EU (Folkebevægelsen mod EU), lid van de Europees Verenigd Links-Noord Groen Links-fractie, een bescheiden winst van 1% (naar 8,1%) en haalt ze opnieuw een zetel binnen. Ook in Zweden boekt links een lichte winst (0,65%, stijging, 1 zetel).

  • In de Franse staat als geheel boekt ook het Links Front (Front de Gauche) lichte winst met 0,13% (tot 6,61%); door het kiessysteem verliest ze echter wel een zetel. In de Franse overzeese gekoloniseerde gebieden, waar links vaak geassocieerd wordt met het streven naar dekolonisatie, scoort wat links van de sociaal-democratie sterker; de belangrijkste linkse lijst scoort er beter dan Le Pen's lijst, die de slogan “Non à Bruxelles, oui à la France” droeg) (18,23% vs. 10,25%, één zetel voor het Links Front, geen voor Le Pen). Misschien dan toch maar ook Non à la France?

  • In Portugal kwam links verdeeld op: de Unitaire Democratische Coalitie behaalde er 12,68% en het Linkse Blok 4,56%.

  • Zelfs in Luxemburg scoort links sterker dan in België (5,76%), maar het haalt geen zetel binenn.

  • In Italië, ten slotte, diende Alexis Tsipas van de Griekse Syriza-coalitie ook een lijst in, die erin slaagde drie zetels binnen te halen.

De Europese volkeren hebben dus niet alleen voor zgn. rechts-populistische partijen gestemd; men kan met recht en reden zeggen dat Europa ditmaal ook linkser heeft gekozen. Maar allicht spoort dit niet geheel met het media-verhaal, waarin de groeiende roep om zelfbeschikking maar al te graag wordt vereenzelvigd met een rechtse repli-sur-soi. Het dient trouwens ook opgemerkt dat de succesvolste extreem-rechtse partij, het Front National, haar winst mede geboekt heeft door zich een (allicht oppervlakkig) sociaal profiel aan te meten – zonder daarvoor minder een xenofobe en centralistische partij te worden. Of het nu links of rechts hebben gestemd, het is duidelijk dat de Europeanen zich steeds minder kunnen vinden in het asociale EU-beleid.

Laten we ten slotte ook niet vergeten dat verkiezingen belangrijk zijn voor de democratie, maar ook niet het summum, zeker in situaties zoals de onze, waarvoor de macht van de parlementen steeds verder wordt uitgehold. Het kan niet de bedoeling zijn na het vervullen van onze opkomstplicht terug te gaan naar onze zetels, om nog een paar jaar te wachten tot we nog eens onze mening mogen geven. Democratie (in haar representatieve vorm) kan slechts echt bestaan bij gratie van een permanente druk op de vertegenwoordigers vanuit de brede sociale en politieke bewegingen.