Dit jaar herdenken we de 100e verjaardag van de zogenaamde Paasopstand in Ierland en de uitroeping van de Ierse Republiek in 1916 door de leiding van het Irish Republican Brotherhood. Deze zogenaamde Paasverklaring riep niet alleen de onafhankelijkheid van het Ierse volk uit maar situeerde die ook in het kader van een democratische republiek waar civiele vrijheden, gelijkheid van rechten en kansen voor alle burgers en sociale rechtvaardigheid zou bestaan. De revolutionaire krachten die gewapenderhand tegen het Britse koloniale bestel in opstand kwamen weerspiegelden zowel de nationale als het sociale aspect van deze opstand en de republikeinse beweging in het algemeen: enerzijds de Irish Volunteers opgericht als militie ter verdediging van de republikeinse beweging tegen de dreiging van de Ulster Volunteer Force van de pro-Britse landheren en industriëlen, anderzijds het Irish Citizen Army opgericht als een arbeidersmilitie ter verdediging van de Ierse arbeiders en hun vakbonden tegen de Britse politie tijdens stakingen en betogingen.

In datzelfde jaar 1916 kreeg het Activisme in Vlaanderen stilaan vaste vorm. Waar de Ierse republikeinse beweging in opstand was gekomen tegen het oorlogvoerende Britse rijk onder de slogan “For Kaiser nor King, but for Ireland alone!”, ging het Vlaamse Activisme over tot de daad onder de leuze “Onverduitst, onverfranst, voor Vlaanderen, de leeuwe danst!”. Een belangrijk deel van de kruim van de sociale activisten zou zich inschakelen in het Activisme, in een poging om in revolutionaire tijden te breken met het heersende kapitalistische bestel. Op 19 september 1916 organiseerde de socialistische onderwijzer Jozef Schaeps in lokaal “De Werker” in Antwerpen een lezing voor de Socialistische Volkshogeschool. De spreker was dr. Antoon Jacob, die een maand later professor zou worden aan de vervlaamste universiteit van Gent. De lezing ging over “Socialisme en het Vlaams Beginsel” met verwijzingen naar de socialistische theoretici Otto Bauer, Karl Kautsky en Anton Pannekoek. Op deze lezing was ook Jef van Extergem, secretaris van de Antwerpse afdeling van de Socialistische Jonge Wacht (SJW), aanwezig. Eind 1914 was de 17j-arige Van Extergem van school gestuurd omdat hij een toespraak gehouden had waarin hij opriep in opstand te komen tegen het militarisme, niet alleen tegen het Duitse maar ook tegen het Belgische, een toespraak die hij beëindigd had met de uitroep: “Weg met het patriottardisme, leve de Internationale!”. Enkele weken later was hij voor Vooruit artikels beginnen schrijven maar ook hier schopte hij tegen de schenen van het Belgisch-chauvinistische BWP-establishment. De SJW bleef in Antwerpen als één van de weinige organisaties ondanks de Duitse bezetting samen komen. Ze verwierp het Belgisch militarisme niet alleen vanuit pacifistische overtuiging maar ook omdat het via de frontblaadjes vanaf 1915 steeds meer doordrong dat het Belgisch militarisme dagelijks zijn minachting voor de Vlaamse soldaten ten toon spreidde in zijn taalpolitiek. In de zomer van 1915 had de Antwerpse SJW geprotesteerd tegen de afzetting van Antoon Jacob en René de Clercq als leraars aan het atheneum van Gent omdat ze in een telegram aan koning Albert gepleit hadden voor een oplossing van de Vlaamse kwestie. In december 1915 had de SJW bij monde van Van Extergem onder meer Edward Anseele de mantel uitgeveegd vanwege zijn protest tegen de plannen van de Duitse overheid om de Gentse universiteit te vernederlandsen. De inwilliging van deze oude Vlaamse eis was voor Van Extergem “geen gunst, geen voorrecht maar een recht, en recht blijft recht, ook al komt het van de duivel.” Op 17 januari 1917 richtte Van Extergem samen met Jules De Kinder en Piet Van Kogelenberg in Antwerpen de Vlaamsche Sociaal-democratische Arbeidsgemeenschap (VSDAG) op. Zij gaf het blad “De Socialistische Vlaming” uit. Hierin werd mede onder invloed van de Februarirevolutie in Rusland gepleit voor “het hernemen van de socialistische actie” omdat “over heel de wereld het proletariaat zich gereed maakt voor de komende strijd”.

Ook in Gent ontstond er – naast Jong-Vlaanderen – een activistische kern uit de SJW rond Richard Minne, de vakbondsman Karel Hutse, de beeldende kunstenaar Jozef Cantré en de socialistische intellectueel en schrijver Johan Lefèvre. Ze gaven het maandblad “De Roode Jeugd” uit.

Maar niet alleen jonge militanten van de socialistische beweging gingen over tot het Activisme. In Brussel ontstond een Activistische kern rond de socialisten Steven Prenau en Hendrik Tanrez. In 1917 trad Steven Prenau, een van de belangrijkste medewerkers aan Vooruit en actief in de Algemene Belgische Onderwijzersbond, toe tot de Raad van Vlaanderen die datzelfde jaar nog de onafhankelijkheid van Vlaanderen zou uitroepen. In “Ons Bijblad” bij Vooruit van 23 februari 1914 had de BWP in een huldeartikel Prenau als volgt omschreven: “Steven Prenau behoort tot de schoonste figuren van het Belgisch socialisme. Hij is één der éénzamen, de meest begaafde ongetwijfeld die in het donkere Limburg de vlag van het socialisme heeft ter hand gehouden te midden der verwoedste aanvallen der fanatieke zwarte reactie. Als een sterke eik te midden der dorre heide, heeft hij den storm getrotseerd in de overtuiging dat het geloei der ontketende elementen zijn eikels zou meevoeren over de vlakten waar ze zouden kiemen en ontwikkelen tot een reusachtig woud. Grootendeels dank aan hem wint het socialisme in de weerbarstige provincie veld en wanneer het kapitalisme de greep zou leggen op den ondergrond van het kolengebied, zal zijnen weg onze mannen vinden om de uitgebuitte arbeiders te scharen achter de vlag der bevrijding. Ziedaar de dichter Steven Prenau.” In 1897 zag Prenau de oplossing van de Vlaamse kwestie nog in een Belgisch kader mogelijk mits een overwinning van de socialistische beweging: “De socialisten hebben de gelijkheid der talen in hun programma ingeschreven. In den band der nationale verbroedering tusschen Walen en Vlamen, zonder rechtsverkrachting van één der twee stammen zal het socialisme den Vlaamschen taalstrijd oplossen, omdat de oplossing de ontslaving en de geestesverheffing zal helpen verwezenlijken van één der meest verdrukte volksstammen van den aardkloot “ schreef hij in een artikel “Taal of Klassenstrijd?” in Vooruit van 19 februari 1897. Deze Brusselse Activistische kern gaf het blad “De Vlam” uit.

Ook in Gent was de reeds genoemde Johan Lefèvre een doorwinterde socialistische militant die reeds in 1904 lid geworden was van de BWP. Hij was een gewaardeerd medewerker van Vooruit en gaf les aan de Gentse Akademie. Eind 1917 zal Lefèvre de Vlaamsche Socialistische Partij oprichten die pleit voor een onafhankelijke Vlaamse republiek met algemeen enkelvoudig stemrecht (dus voor mannen en vrouwen) vanaf 21 jaar, invoering van de achturige werkdag, pensioen op 55 jaar, zwangerschapsverlof, 16 betaalde vakantiedagen per jaar voor de werknemers, verplicht kosteloos onderwijs tot 16 jaar voor alle kinderen, etc.

Buiten de grote steden waren er kernen van socialistische activisten in Sint-Niklaas, Temse, Lier, Turnhout, Tienen en Leuven.

Ook vooraanstaande Daensisten als Hector Planquaert, kopman van de Daensistische beweging sedert het overlijden van Pieter Daens, en Albert Van den Bruele, drukker te Denderhoutem en schoonzoon van Pieter Daens, gingen over tot het Activisme en namen zitting in de Raad van Vlaanderen. Hector Planquaert, die voor de oorlog geschreven had dat “de boeren en de arbeiders er moeten voor zorgen dat de kasteelheren en de fabrieksbazen beven voor hen”, sloot zich in Gent bij het Activisme aan. Het sociale programma van de Raad van Vlaanderen was trouwens een doorslag van het programma van de Daensisten.

Non-conformistische en rusteloze jongeren als de radicale pacifist Herman Van den Reeck, de dichters Paul van Ostaijen, Victor Brunclair en Richard Minne, Antoon Wolfs, Lode Craeybeckx, Leo Magits, Herman Vos en de latere astrofysicus en nobelprijswinnaar Marcel Minnaert sloten zich bij het Actvisme aan. Een hele generatie jonge revolutionairen sloot zich bij het Activisme aan om hun linkse project van een socialistische (wereld)revolutie en een internationale politiek van vrede en samenwerking tussen de volken te realiseren. Dit alles ondersteund door een anti-burgerlijke stroming in de verschillende kunstuitingen. Van Ostaijen verwoordde het als volgt: “Een cosmopolities internasionalisme dat niet tot op het merg doordrongen is met de levenssappen van het nasionalisme vergaat onvermijdelijk aan beenderziekte.” (“Nasionalisme en het nieuwe geslacht” in De Goedendag, juni 1916)

Net als Karl Marx voordien reeds, had ook Wilhelm Liebknecht, één van de belangrijkste oprichters van de Socialdemokratische Partei Deutschlands en marxistisch theoreticus, in 1877 bij een bezoek aan Gent opgemerkt dat in Vlaanderen de klassenstrijd en de taalstrijd een explosief mengsel konden vormen omdat sociale grens en taalgrens hier samen vielen. In Nederland had de charismatische leider van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij, Pieter Jelles Troelstra, in een nieuwe publicatie “De Wereldoorlog en de sociaal democratie” (Amsterdam 1915) gepleit voor een herwaardering van de nationale gedachte. Hij stelde dat de sociaal-democraten er moesten voor zorgen dat de arbeiders niet langer buiten de nationale cultuurgemeenschap gesloten werden: zij moesten niet zozeer de staatsmacht veroveren maar de natie zelf. De sociaal democraten moesten het proletariaat dus niet ontnationaliseren maar juist tot leidende klasse verheffen. Gramsci zal jaren later de idee terug oppikken en verder uitwerken. Net als vele Activisten hoopte en dacht Troelstra dat de soldaten van de oorlogsvoerende imperia in opstand zouden komen.

Anno 2016 stelt Bart De Wever dat “in heel Europa de linker zijde ideologisch failliet is” (Knack, 15 juni 2016). Op een moment dat ERC in Catalonië de nationaal-liberalen van de Convergencia achter zich laat bij de verkiezingen. Op een moment dat de Scottish National Party, nadat ze de Conservatieven in Schotland van de kaart geveegd had, ook de Labour Party gedecimeerd heeft. Op een moment dat Sinn Féin de grootste partij in Ierland geworden is.

“De regering Michel faalt in het bieden van een collectieve ambitie en een perspectief” stelt de voorzitter van de grootste Vlaamse partij, de man die zelf deze regering gesmeed heeft. Het lijkt ons logisch want de regering Michel is een Belgische regering. De partij van Michel vertegenwoordigt één vijfde van de Waalse bevolking; hoe kan zij dan voldoende ambitie hebben om aan het Waalse volk een perspectief te bieden dat in de lijn ligt van de verzuchtingen van dat Waalse volk? Hoe kan een Belgische regering perspectief bieden aan Vlaanderen met een partij als de MR die systematisch de belangen van het Brusselse politieke waterhoofd met zijn 19 baronieën moet verdedigen?

“Er moet orde op zaken gesteld worden” stelt De Wever. 19 burgemeesters om de hoofdstad van Vlaanderen, Brussel, te besturen en zes politiezones om er de veiligheid te verzekeren, zijn te veel van het goede. 18 overleginstanties om de gewestelijke vervoersmaatschappijen en de NMBS op elkaar af te stemmen, is te veel van het goede. Maar op dat vlak zien we “de kracht van verandering” niet! Het lijkt er meer op dat de verandering die de regering-Michel nastreeft vooral verarming betekent voor de grote meerderheid van de Vlamingen met de indexsprong, langer werken voor hetzelfde loon, hogere prijzen voor treintickets, etc. Steeds opnieuw valt dezelde 20 tot 25% van de Vlaamse bevolking die in kansarmoede leeft uit de boot.

Democratie speelt zich per definitie binnen de natie af. Essentiële politieke keuzes over wie tot de natie behoort en wie niet, wie er kan toe toetreden en wie niet, over hoe de rijkdom moet verdeeld worden, over hoe de sociale zekerheid moet georganiseerd worden, over hoe het onderwijs moet georganiseerd worden en met welke doelstellingen, over hoe het cultuurbeleid er moet uitzien, zullen altijd de inzet blijven van nationale politieke strijd.

Uit alles blijkt dat de linkse waarden diep verankerd zijn in de Vlaamse samenleving. Onderzoek wijst uit dat 73% van de Vlamingen vindt dat de vakbonden noodzakelijke instellingen zijn voor de verdediging van sociale rechten. Een ruime meerderheid vindt dat de automatische koppeling van de lonen aan de index moet behouden blijven. Een ruime meerderheid wil ook een eerlijker belastingstelsel. Een overweldigende meerderheid staat achter het behoud en verdedigen van de welvaartsstaat. Waals minister-president Magnette spreekt dus niet voor Vlaanderen als hij schrijft dat “rechts de ideeënstrijd gewonnen heeft”.

De Ierse Paasopstand leek een wanhoopsdaad die moest mislukken. Op het eerste zicht faalde hij ook. De bevolking bleef passief tijdens de week dat de gewapende opstand duurde. Bijna alle leiders werden door de Britten geëxecuteerd. Maar hij zette een kettingreactie in gang die uiteindelijk leidde tot de oprichting van een Ierse Vrijstaat als stapsteen naar de democratische republiek van de verklaring van 1916. De partij die de leiding gaf bij de vorming van het eerste moderne onafhankelijke Ierse parlement, die in 1919 de onafhankelijke Ierse Republiek uitriep, heet Sinn Féin, 'Wij op eigen kracht'. Niets belet ons in Vlaanderen om dezelfde lef aan de dag te leggen om te ontsnappen uit de staat die door Karl Marx het “Paradis des capitalistes” genoemd werd!