De sterke opmars van ISIS in Irak en Syrië heeft als merkwaardig neveneffect de terugkeer van 'de Koerdische kwestie' op de internationale agenda op een manier die wellicht nog niet eerder is gebeurd in de geschiedenis. De sterke weerstand die de Koerdische milities (zowel de pesjmergaís als de PKK-gelieerde) kunnen bieden tegen de opmars van het fundamentalisme, gaat niet onopgemerkt voorbij. Recent riepen zowel Zuid-Koerdistan (in Irak) als West-Koerdistan (in Syrië) hun autonomie en zelfs wens voor onafhankelijkheid uit. In het licht van dit alles is het opvallend hoe het Westen plots de Koerden ter hulp schijnt te willen schieten. Het lijkt hoopgevend. De vraag die we moeten stellen is echter: op welke manier, en met welke beweegredenen?

Voor de V-SB staat het buiten kijf dat het Koerdische volk alle Europese solidariteit verdient. En dit niet enkel om 'IS' te bestrijden of om de Westerse oliebelangen te beschermen, maar omdat de Koerden als ieder ander volk recht hebben over het eigen lot te beslissen, en omdat de Westerse militaire grootmachten de Koerden steeds opnieuw aan hun lot overlieten toen het te heet werd, na bemoeienissen en 'interventiesí die rampzalig uitdraaiden. De huidige Europese en Amerikaanse bekommernis om het lot van de Koerden en andere minderheden en naties in Irak en Syrië lijkt op het eerste gezicht een trendbreuk. Europese landen denken vandaag hardop na over het leveren van wapens aan Koerdische milities. Met welke beweegreden? De Koerdische autonome regering verklaarde recent voluit voor de onafhankelijkheid te gaan, maar dat werd meteen teruggefloten door Europa en de VS, die liever regeringen van 'nationale eenheidí ziet in Irak (een land dat een product is van kolonialisme). Het zelfbeschikkingsrecht van de Koerden blijkt toch maar eerder beperkt te zijn.

Er is echter ook de vraag: aan wie worden precies wapens geleverd? Er is, althans in de media, weinig aandacht voor de complexe situatie waarin Koerdistan verkeert. Er zijn meerdere Koerdische milities. De Westerse politieke wereld focust op de pesjmerga-milities van de Zuid-Koerdische regeringspartijen (milities die eerder op stammenstructuren geënt zijn dan op het Koerdische volk in zijn geheel) maar lijkt het bestaan van de andere partijen en organisaties te vergeten, hoewel hun inzet minstens even groot is in dit conflict. De YPG/YPJ-burgermilities in Syrië en de PKK hebben al vaak de kastanjes uit het vuur moeten halen waar het Zuid-Koerdische regeringsleger faalde. De rol van deze zelfverdedigingsmilities wordt echter straal genegeerd, zoals recent in het geval van de van de Singalberg bevrijdde Jezidi's. Het is wellicht te pijnlijk voor Europa en de VS om toe te geven dat een verboden organisatie als de Arbeiderspartij van Koerdistan (PKK) vandaag een cruciale rol speelt in de strijd tegen religieus obscurantisme. En de cruciale rol van de zelfverdedigingseenheden in Rojava (Syrië) wordt ook nooit in acht genomen. Niettegenstaande deze organisaties een veel sterker claim op legitimiteit vanuit het volk hebben. We wijzen er trouwens ook op dat de verboden PKK nooit een bedreiging vormde voor Europese burgers. 

 

Voor de V-SB is steun aan het Koerdische volk hoogdringend, maar die steun kan enkel ernstig genomen worden mits in achtneming van deze voorwaarden voor een normalisering van de politieke situatie:

* de erkenning van de Koerdische natie, en het recht op zelfbeschikking van die natie, mits het waarborgen van alle rechten van burgers en minderheden,

* de erkenning van alle betrokken Koerdische partijen en organisaties, dat wil zeggen het verwijderen van de PKK en gelieerde organisaties van de Europese lijst van verboden organisaties,

* het ondersteunen van onderhandelingen en samenwerking tussen ‡lle betrokken Koerdische partijen zonder onderscheid, teneinde deze politieke normalisering mogelijk te maken,

* Heyva Sor (de Koerdische Rode Halve Maan) in aanmerking laten komen voor noodhulp en

* de PKK van de lijsten van terroristische organisaties halen