De Partij van de Arbeid heeft de wind in de zeilen; daarover is zowat iedere commentator het eens. Over heel Vlaanderen gesproken ligt de partij volgens de peilingen dan misschien nog enkele procenten verwijderd van de kiesdrempel, maar in Brussel en Antwerpen ziet het ernaar uit dat de 5% gehaald zal worden. In Wallonië – de PvdA is immers een binationale partij – lijkt de kans zelfs heel groot dat er in mei enkele 'Amadezen' naar het Waals en Federaal Parlement zullen worden gestuurd. Zelfs het nationaal parlement en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad lijken erin te zitten.

Het lijdt geen twijfel dat deze evolutie in de Lemonnierlaan niet alleen hoopvol wordt onthaald, maar ook voor enige onwennigheid zorgt. Blijkbaar geneert de PvdA-top zich voor de oneerlijke concurrentie die ze de andere partijen aandoet, en heeft ze in een blijk van fair-play (of is het misschien om niet lui te worden?) ervoor gekozen zich een overbodige handicap aan te meten. Althans, wij kunnen op geen enkele andere manier de keuze van de PvdA (en diegenen die zij toestaan hun lijst wat meer kleur te geven, zolang zij de naam van hun organisaties maar niet vermeld willen zien staan in de naam van de lijst) om bij de verkiezingen voor de Brusselse Hoofdstedelijke Raad enkel een Franstalige lijst in te dienen en daarbij de Nederlandstalige kiezers op te roepen om voor deze Franstalige lijst te stemmen, rationeel verklaren. Dankzij het feit dat de kleinste officiële taalgroep bij de verkiezingen voor de Brusselse Hoofdstedelijke Raad (in de praktijk de Nederlandstalige) op een gewaarborgde minimumvertegenwoordiging van 17 zetels kan rekenen, zou de PvdA veel minder stemmen moeten halen om haar eerste Brusselse verkozene te behalen mocht zij enkel een Nederlandstalige lijst indienen en alle sympathisanten van de partij, ongeacht hun moedertaal, op die lijst stemmen. Sterker nog: mocht dit in 2009 (toen de partij niet kon rekenen op dergelijke gunstige peilingen) zijn gebeurd, dan had de partij 7,78% van de 'Nederlandstalige' stemmen gehaald en die eerste zetel waarschijnlijk reeds binnen hebben gehad.

Petje af dus voor de galanterie van de PvdA, die ervoor kiest minder vertegenwoordigers te hebben in Brussel (en dus minder invloed op het beleid dan ze zou kunnen hebben)! De enige andere verklaring die we kunnen vinden is immers dat de partij ervan zou uitgaan dat Franstaligen (in de ruime zin van het woord, zoals dat bij bons belges gebruikelijk is) minder over de openheid van geest beschikken om op een lijst van een andere taalrol te stemmen dan Nederlandstaligen. Maar dat is uiteraard te absurd voor woorden...

Het gevolg is daarbij natuurlijk dat de PvdA beslist heeft dat zijn Nederlandstalige kandidaten zo snel mogelijk hun Nederlandstalige identiteitskaart voor een Franstalige moeten inruilen, een gebaar dat niet alleen zal worden gewaardeerd door allen die zich regelmatig moeten inspannen om überhaupt Nederlandstalige documenten te bekomen, maar ook door allen die met weemoed terugdenken aan de heuglijke hoogtijdagen van het FDF...

Hoe het ook zij: voor wie men stemt, is iets wat iedereen voor zichzelf in alle eer en geweten (en verstand) moet uitmaken. Maar aangezien iedereen het erover eens zal zijn dat het goed is dat een dergelijke keuze zo bewust mogelijk gemaakt wordt, zal ook de PvdA het ons niet euvel duiden als we erop wijzen dat een stem voor de PvdA in Brussel er helaas zal toe leiden dat men de tegenstanders van de (effectieve, en niet enkel papieren) tweetaligheid van Brussel een extra argument in handen wordt gegeven: “Kijk maar: de verkiezingen hebben opnieuw aangetoond dat het aantal Nederlandstaligen steeds maar afneemt. Men moet dus niet teveel eisen en 'realistisch blijven'.” Of de PvdA'ers, eens verkozen, zich ondanks alles zullen inspannen om de taalwetten te doen naleven dan wel of ze zich inschrijft in de politiek-Franstalige visie van een Brussel als jachtgebied van de Franstaligheid met wat randanimatie voor Nederlandstaligen, zal de toekomst uitwijzen, maar de sterren staan alvast niet goed.

Ook de visie van de PvdA, dat het Nederlandstalig onderwijs moet worden afgeschaft ten voordele van een eengemaakt Brussels tweetalig onderwijs, mag zorgen baren. Immers, in naam van het experiment verklaart zich bereid om datgene te vernietigen wat Geert van Istendael (iemand die niet bekend staat als een rabiate Vlaams-nationalist) terecht bestempeld heeft als “de tweetalige school in Brussel”, nl. de Nederlandstalige school: “Vandaag leveren honderden leerkrachten nog steeds, in zéér ondankbare omstandigheden, een heroïsche inspanning om de kinderen Nederlands én Frans bij te brengen. Begin er maar eens aan, in klassen waar soms niet één leerling thuis Frans of Nederlands spreekt. Van die idealisten zijn de verdedigers van de tweetalige school de verraders. Deze theoretici gooien met een achteloos gebaar jaren en jaren eerlijke arbeid op de vuilnisbelt. De onderbetaalde leerkrachten die zich de pleuris werken en die nog altijd tweetalige leerlingen blijven vormen, zijn volgens deze vaak hooggeleerde lieden blijkbaar een zootje onnozelaars. Ik wil hier met luider stemme de lof verkondigen van alle kleuterleidsters en kleuterleiders, van alle onderwijzers en onderwijzeressen, van alle leraressen en leraren die het echte werk doen, soms met de moed der wanhoop, maar ze doen het. Iedere schooldag opnieuw.”

Nogmaals, of dit alles opweegt tegen de rest van het PvdA-programma, moet ieder voor zich weten. Maar de keuze heeft er alle belang bij, helder te worden gesteld.